Vestingwerken

1531

Vrijwel direct nadat hertog Jan III van Brabant de stad Breda had gekocht, werd begonnen met de bouw van de stadsmuur. De muur werd met tussenposen gebouwd van 1330 tot 1385. De muurdikte varieerde tussen 80 en 120 centimeter.

Uitzicht op de stadsmuur

In 1531 geeft graaf Hendrik III van Nassau opdracht om een nieuwe, ruimere stadsomwalling aan te leggen. Daarbij zouden de drie ‘einden’ (Boschstraat, Ginnekenstraat en Haagdijk) binnen de stad komen te liggen.

Rond de stad werd een aarden wal aangelegd. Hierin bevonden zich stenen blokhuizen waarop kanonnen konden worden opgesteld. Het was de introductie van deze moderne verdedigingswijze in de Nederlanden. Graaf Hendrik kende dit soort vestingwerken van zijn reizen door Italië.
Het principe van deze verdedigingswerken was dat de vijand op afstand gehouden werd. Kanonskogels werden gesmoord in de aarden wallen. Het schootsveld kwam voor de verdedigers zo gunstig mogelijk te liggen.

Met de komst van moderne oorlogsvoering en het feit dat de vestingwerken de groei van de stad tegenhield, werd Breda vanaf 1870 ontdaan van dit ‘korset’. De loop van de huidige singels geeft globaal de plaats van de oude vestingwerken aan.